In de samenleving waarin wij leven is zichtbaar dat mensen leven volgens het voorwaardelijk goed genoeg zijn.
Wat is voorwaardelijk goed genoeg zijn? Dat is dat je niet goed genoeg bent, tenzij je aan bepaalde voorwaarden voldoet.
Veel mensen willen graag goed genoeg zijn en proberen ervoor te zorgen dat niemand ziet dat ze niet goed genoeg zijn. Hierdoor leven ze door te overleven.
Het overleven gebeurt via de mechanismen: vechten, bevriezen of vluchten.
Via deze mechanismen proberen mensen erkenning te krijgen van de ander, waardoor ze als goed genoeg worden gezien.
Doordat mensen in de overleving zitten ontstaat een strijd. Deze strijd mondt uit in een meester-knecht dynamiek. Hegel sprak hier over de meester-knecht dialectiek.
De vechter strijdt om de erkenning dat de ander hem goed genoeg vindt, uit angst dat de ander hem niet goed genoeg vindt. Deze strijd wordt gebruikt om te verdelen en naar de ander te kijken als zijnde: maar die ander is minder goed dan ik of ik ben beter dan die ander.
De bevriezer wil ook erkenning van de ander dat hij goed genoeg is. Dit doet hij door de vechter te pleasen. Hierdoor hoopt hij dat de vechter hem zal erkennen in zijn goed genoeg zijn.
De vluchter maakt zichzelf onzichtbaar. Hij is bang dat de vechter ziet dat hij niet goed genoeg is.
De bevriezer en vluchter nemen verantwoordelijkheid als ze op iets worden aangesproken, terwijl de verantwoordelijkheid eigenlijk bij de vechter hoort te liggen. Maar de vechter pakt deze verantwoordelijkheid niet, omdat hij bang is dat de ander ziet dat hij niet goed genoeg is en vandaar legt hij de verantwoordelijkheid iedere keer bij een ander.
De vechter wordt zo de onderdrukker en tiran van de bevriezer en vluchter.
Zolang de bevriezer en vluchter niet bewust worden, zal deze dynamiek gaande blijven.
De vechter neemt in deze de meester rol aan , de bevriezer en vluchter nemen de knecht rol aan.
Een ieder zit gevangen in het voorwaardelijk goed genoeg zijn. Dit voorwaardelijk goed genoeg zijn ligt dan ook aan de basis van verdeling. Verdeling is namelijk het instrument om ervoor te zorgen dat iemand zonder het nemen van verantwoordelijkheid zich goed genoeg voelt. Maar het is dus wel vanuit de angst dat iemand ziet dat de persoon niet goed genoeg is. Verdeling zorgt op zijn beurt weer voor onderscheid in alle vormen, waaronder gebaseerd op ras (wat weer hoofdzakelijk gebaseerd is op huidskleur), dus racisme en uitbuiting.
Het kapitalisme vaart goed bij het verdelen en dus het onderscheid. Dit is dan ook de bron van concurreren. Daarnaast zorgt het voorwaardelijk goed genoeg zijn dat mensen niet verzadigd raken in het goed genoeg zijn. Sterker nog, het is nooit goed genoeg. Er ontstaat een schaarstedenken. Het gaat altijd om meer willen hebben.
Wat nu als een ieder gelooft dat hij onvoorwaardelijk goed genoeg is?
Dan stopt de gedachte dat men meer en meer wil. Dan neemt men alleen dat wat noodzakelijk is en niet meer. Het is niet meer nodig om te verdelen en dus onderscheid te maken. Ieder mens ziet elkaar en accepteert elkaar om wie de persoon is.
Er hoeft daardoor geen strijd meer te zijn en een ieder neemt verantwoordelijkheid voor het eigen handelen.
Het opent dialoog en daar waar dialoog is, is er groei. Deze groei is oneindig en een ieder wordt beter en beter. Er is zorg voor elkaar zonder er iets voor terug te willen, omdat wij elkaar als mens zien.
Ieder mens zoekt naar vrijheid. Maar wat is vrijheid?
Isaiah Berlin had het over de negatieve vrijheid en positieve vrijheid.
Negatieve vrijheid volgens hem is: de mens is vrij om te handelen binnen de gestelde kaders. Daarbuiten mag de mens niet handelen.
Positieve vrijheid volgens hem is: de mens is vrij om zichzelf te ontwikkelen in de richting waarin hij wil.
In de context van deze tekst is vrijheid erkenning krijgen dat jij goed genoeg bent. In de kapitalistische maatschappij geloven mensen dat men pas goed genoeg is als men veel materiële bezittingen heeft. Oftewel: als men niet veel bezittingen heeft, dan geloven veel mensen dat ze niet goed genoeg zijn. Veel mensen zijn dan ook bang om niet veel te hebben, omdat dat bevestigt dat zij niet goed genoeg zijn. En als je niet goed genoeg bent, dan ben je niet vrij.
Oftewel je kan spreken van een illusie van vrijheid, negatieve vrijheid: je bent vrij binnen de gestelde kaders en deze kaders zijn: als je veel bezittingen hebt en blijft streven naar meer, dan ben je vrij.
De echte vrijheid zit niet in dat je pas vrij bent als je veel materiële bezittingen hebt en blijft streven naar meer, maar zit in dat je onvoorwaardelijk goed genoeg bent, ongeacht hoeveel materiële bezittingen jij hebt. Dit onvoorwaardelijk goed genoeg zijn zorgt ervoor dat jij zelf bepaalt welke richting jij opgaat en ontwikkelt. Het zorgt ervoor dat er geen schaarste is en dat wat er op aarde is, van jou is, maar ook van een ander.
Dit is de positieve vrijheid.




Plaats een reactie